Ruimte Vlaanderen, het departement ruimtelijke ordening van de Vlaamse overheid, rekende naar aanleiding van Batibouw 2016 uit hoeveel bouwgronden er in 2014 verkaveld werden. Dat wil zeggen: hoe vaak keurde de overheid een aanvraag goed om een grote bouwgrond op te delen in meerdere, kleinere kavels? Uit die analyse bleek dat we almaar minder verkavelen. Bovendien worden de percelen kleiner.
In Vlaanderen kwam het verkavelen op na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 50 en 60 keerden meer en meer Vlamingen zich af van de dorps- en stadscentra en wilden ze ‘op de buiten’ wonen. Dat betekende meestal op verkavelingen – nieuw uitgesneden woonwijken – aan de rand van steden en dorpen. Verkavelen werd wettelijk geregeld in de wet op de stedenbouw van 1962. Al in de vroege jaren 60 piekte het aantal aanvragen op bijna 6.000 aanvragen per jaar. Tot aan het einde van de jaren 70 bleven de aanvragen binnenkomen.
De invoering van de gewestplannen, de oliecrisis van 1979 en de daaropvolgende recessie vormden een keerpunt, aldus Ruimte Vlaanderen. Vanaf 1984 kwamen er opnieuw meer aanvragen binnen om te mogen verkavelen, maar daar kwam in de late jaren 90 dan toch opnieuw een einde aan. Sindsdien schommelt het aantal aanvragen rond de 2.000 per jaar. In 2014 reikte de overheid 1.855 verkavelingsvergunningen uit, het laagste aantal sinds het begin van de telling.
Ruimte Vlaanderen maakt nog enkele andere vaststellingen in verband met verkavelen, bouwen en renoveren:
De Vlaamse overheid juicht deze ontwikkelingen toe, omdat het noodzakelijk is dat we duurzamer omspringen met de beschikbare ruimte in ons volgebouwde landje. Meer appartementen in stads-en dorpskernen en oude huizen milieuvriendelijk renoveren passen perfect in dat plaatje.